Het stadsleger van Alkmaar
In de middeleeuwen waren er in de steden een soort stadslegers ontstaan: de stadsmilities. Elke Nederlandse stad had zo'n legertje. Hiervoor kwamen alle weerbare mannen van volwassen leeftijd in aanmerking. De inwoners van de stad moesten daarom ook wapens hebben. De graven van Holland riepen de stadslegers regelmatig op voor veldtochten. Vanaf de tweede helft van de vijftiende eeuw leverden de steden meestal geld in plaats van soldaten, waarvan de graven vervolgens hun legers betaalden.
De stadsmilities waren minder goed getraind dan soldaten en werden steeds minder ingezet. In de vijftiende en zestiende eeuw werden stadslegers alleen nog in noodgevallen ingezet door het stadsbestuur of de graaf. Maar er werd wel goed bijgehouden wie er mee zou kunnen vechten in het stadsleger. En het stadsbestuur controleerde ook regelmatig de wapens van de militieleden. Op deze lijst uit Alkmaar uit het jaar 1551 staan de namen van alle weerbare mannen met hun wapens daarachter. Veel voorkomende wapens in Alkmaar waren pieken, geweren(bussen) en degens.
Uit de stadsmilities ontstonden aan het einde van de middeleeuwen de schuttersgilden: toen de pijl en boog belangrijker werden in oorlogen, gingen steeds meer gezelschappen samen oefenen met die wapens.