De heerlijkheid Veenhuizen
Op 20 mei 1436 'beleende' Filips van Bourgondië Bertout van Assendelft en Jan Willem van Hoogwoud met de heerlijkheid Veenhuizen. Een heerlijkheid was een vaak voorkomende bestuursvorm. De persoon die zichzelf heer van Veenhuizen mocht noemen, kreeg bepaalde rechten van de landsheer. De landsheer was de eigenaar van het land, maar omdat hij bijvoorbeeld ver weg woonde of erg veel land had, liet hij een andere heer voor het land zorgen. Die heer werd dan leenheer van de landsheer.
De rechten die een leenheer had, had hij dus in leen: de heer van Veenhuizen bezat het land zelf dus niet, maar hij mocht het wel besturen. Hij mocht bijvoorbeeld de ambtenaren benoemen. De leenheer had ook andere rechten, zoals het heffen van accijns (belastingen), het recht om munten te slaan en het recht om markten te organiseren. Zo kon een leenheer dus flink verdienen! Het stelsel waarin een landsheer delen van zijn land liet besturen door leenheren, noemen we het leenstelsel of het feodale stelsel (feodalisme).
Het graf op de tekening is van Reinout van Brederode (1565-1633), die de heerlijkheid in vrouwelijke lijn van Bertout van Assendelft had geërfd. Zijn graf staat nu in het voorportaal van de kerk in Veenhuizen en is een rijksmonument. Deze bron is een tekening van Reinout’s graf, gemaakt door C. W. Bruinvis in 1875.