Conflict tussen wereldlijke en geestelijke macht in Alkmaar
In de veertiende eeuw ontstonden er nieuwe religieuze groepen die zo min mogelijk met de gewone wereld te maken wilden hebben. Ze wilden zich zoveel mogelijk richten op een goed, religieus leven. De leider van een van deze groepen was de invloedrijke prediker Geert Grote. Hij richtte een nieuw soort kloosters op. Daar leefden de mensen zoveel mogelijk zoals Christus dat had gedaan: nederig en eenvoudig. Maar ze werden geen monnik of non. Deze nieuwe kloosterbeweging vond al snel overal in de Nederlanden volgers. Ook in Alkmaar werden drie begijnhoven voor vrouwen gesticht: begijnen waren vrouwen die in de nieuwe kloosters leefden.
Al deze kloosters kregen veel schenkingen in de vorm van land. Religieuze mensen lieten bij hun overlijden bijvoorbeeld een stuk grond na aan de kloosters, omdat ze geloofden dat ze daardoor eerder in de hemel kwamen. Voor dat land betaalden de kloosters alleen belasting aan de kerk. Niet aan de stad of adel. De steden en de adel vonden dat natuurlijk niet leuk en zagen het als een bedreiging van hun macht (en vooral hun inkomen). Zo ontstond er een strijd tussen de wereldlijke macht (de adel en de steden) en de geestelijke macht (de kloosters en de kerk).
In 1446 besloten de hertog in te grijpen. Hij verbood dat kloosters land te kopen of erven. Hierdoor werd uitbreiden onmogelijk voor de kloosters. Zo verzwakte de hertog de macht van de kloosters en geestelijken. In dit boek, een 'register van handvesten en privileges' uit 1450, staat het verbod voor kloosters om land te kopen en erven genoteerd.
Klik op deze link om meer te weten te komen over kloosters en begijnhoven in Alkmaar.