Wetgeving over de toelating van vreemdelingen
Dit is een besluit van de procureur-generaal bij het Hooggerechtshof in Den Haag over het toezicht dat gehouden moet worden op vreemdelingen. Het is op 3 april 1815 gestuurd aan het gemeentebestuur van Petten. Het toezicht op de vreemdelingen was streng. Zo moesten alle vreemdelingen zich binnen twaalf uur na hun aankomst bij het gemeentebestuur melden met hun paspoort. Daar werd het paspoort omgeruild voor een veiligheidskaart, die iedere twee weken vernieuwd moest worden. Op deze kaart stond de naam van de vreemdeling, de periode die hij of zij in de gemeente zou verblijven en op welk adres. Bij vertrek werd deze kaart weer omgeruild voor het paspoort. De vreemdeling kreeg dan ook een visum mee. Daarop stond waar hij of zij dacht de volgende nacht door te brengen.
Niet iedere vreemdeling kreeg zomaar een veiligheidskaart. Iemand die er verdacht uitzag, moest een duidelijke reden opgeven voor zijn komst naar Nederland. Wie geen paspoort had, mocht gearresteerd worden. De politie en het gemeentebestuur hielden de vreemdelingen tijdens hun verblijf ook goed in de gaten: wat een vreemdeling allemaal deed, de contacten die hij had, de gesprekken die hij voerde. Iemand die bijvoorbeeld tegen de overheid bleek te zijn konden ze arresteren.
Voor Engelse reizigers golden trouwens andere regels. Als zij geen paspoort hadden, konden ze er met genoeg bewijzen toch een krijgen. Ze werden dan aan de ambassade overgedragen totdat ze hun paspoort hadden gekregen. Veel beter dus dan gearresteerd worden!