Aan het einde van de 19e eeuw onderging het kaasmaken een grote verandering. Handgemaakte kaas maakte plaats voor massaproductie in kaasfabrieken.
Jan Hendrikzoon Eyssen had een scherp oog voor nieuwe ontwikkelingen. Hij bekwaamde zich in het machinale kaasmaken en vestigde zich in 1883 als kaashandelaar in Oosthuizen. Hij richtte zich op de export naar tropische en subtropische landen.
De grote uitdaging was de houdbaarheid van de kaas. In eerste instantie verkocht Eyssen alleen oude gerijpte kazen, die minder last hadden van de warmte. Met veel vallen en opstaan ontwikkelde hij rond 1900 een nieuwe methode door de kaas als 'smeerkaas' in tinnen blikken te verpakken. Nu kon er ook in de tropen genoten worden van ‘jonge, malsche kaas’.
In 1900 tijdens de Wereldtentoonstelling in Parijs kreeg Eyssen voor zijn uitvinding een gouden medaille. Herken je de verschillende nationaliteiten op dit affiche?
Pag. 3-4: Door de nieuwe transportmogelijkheden was het voor Eyssen mogelijk om zijn kaas naar alle hoeken van de wereld te verschepen. Uit de brief van stoombootmaatschappij Lloyd blijkt dat de kaas per stoomschip in slechts 18 dagen van Amsterdam naar Rio de Janeiro werd verscheept. Dat is bijna gelijk aan een huidig containerschip!