Dreigende woorden van Alva
'Wanneer Alkmaar valt, ben ik vastbesloten om er geen schepsel levend achter te laten, ik laat ze allemaal onder het hakmes doorgaan'. Deze dreigende woorden over de Alkmaarders schreef de hertog van Alva op 30 augustus 1573, vanuit Amsterdam aan Filips II in Madrid. Alkmaar werd toen ruim een week belegerd.
Alva schreef dit omdat de Alkmaarders de keuze hadden gemaakt in opstand te komen. Zij hadden de geuzen de stad in gelaten en daarmee de kant gekozen van de Opstand en tegen het Spaanse gezag. Niet iedereen was het eens geweest met deze keuze. De slechte afloop van het Beleg van Haarlem zorgde voor twijfel. Alva had de Haarlemmers hard gestraft voor hun opstand. Tweeduizend soldaten en tientallen burgers waren vermoord. De afloop van het beleg van Haarlem deed de Alkmaarders twijfelen om de geuzen binnen te laten. Alva noemt de keuze dat toch te doen als reden om geen enkele Alkmaarder te sparen wanneer de Spanjaarden de stad in zouden nemen.
Filips II had Alva in 1566 met een leger naar de Nederlanden gestuurd. Alva moest daar orde op zaken stellen na het uitbreken van de Beeldenstorm. Die opdracht nam Alva ter harte. Hij trad hard op en probeerde zo anderen te ontmoedigen om ook in opstand te komen. De dreigende woorden in deze brief heeft Alva nooit uit kunnen voeren.
Op 8 oktober trokken de Spanjaarden zich terug, het Beleg van Alkmaar was voorbij.
De brief is geschreven in geheimschrift. Een klerk heeft later de betekenis in het Spaans uitgeschreven in de kantlijn.