Verlichting en Democratie
Wetenschap en Verlichting
De verlichting komt voort uit de wetenschappelijke revolutie, een periode waar veel ontdekkingen zijn gedaan op het gebied van natuurkunde, wiskunde, scheikunde, sterrenkunde en biologie. Verouderde kennis werd losgelaten en de nieuwe kennis kwam er voor in de plaats. Dit deden wetenschappers door doelgericht onderzoek te doen en de nieuwe inzichten te beschrijven. Ook werd er nagedacht over politiek en staatsvorming. Zo kwam het revolutionaire idee op dat bestuurders en vorsten niet regeerden namens God maar namens het volk middels een contract. Charles Montesquieu (1689-1755) bedacht de Trias Politica. Volgens zijn theorie zijn er drie machten binnen een natie, die elkaar in evenwicht houden. Het gaat om de wetgevende macht (parlement), uitvoerende macht (het kabinet) en de rechtsprekende macht (rechters). De Engelse filosoof John Locke (1632-1704) schreef verschillende boeken over macht van staten. Volgens hem geven mensen bepaalde vrijheden op om beschermd te worden door een instantie die zij macht geven maar hebben ze ook het recht dit terug te draaien. Ook anderen dachten na over macht.
Alle kennis van deze ontdekkingen en nieuwe inzichten werden verspreid door middel van boeken, briefwisselingen en lezingen binnen wetenschappelijke genootschappen. In de hogere kringen van de samenleving was een grote vraag naar wetenschappelijke kennis. Clubjes, praatgroepjes en wetenschappelijke genootschappen werden opgericht. Leden van die genootschappen - zoals bijvoorbeeld van het Maatschappij tot Nut van ‘t Algemeen - geloofden sterk in het inzetten van wetenschap en kennis ten behoeve van de gehele samenleving. Zij investeerde in kennisoverdracht aan de hand van boeken, ander publicaties en onderwijs. Scholen werden opgericht en onderwijzers opgeleid.
Bij een steeds grotere groep mensen ontstond het geloof in een maakbare wereld. Als ieder mens maar het juiste kennis en inzichten bezat dan zouden mensen zich netjes gedragen en daar zou de samenleving van profiteren.
De Verlichting zorgde voor grote veranderingen in de samenleving. Zo veranderden de sociale verhoudingen, politieke structuren, economische structuur en de rol van religie. Individualisme kwam op en religieuze overtuigingen werden iets persoonlijks.
Bataafse tijd
Vanaf het begin van de achttiende eeuw waren er problemen die leidden tot de economische achteruitgang van veel mensen in de Republiek. Een kleine groep, waaronder de Oranjes en de bestuurders, bleef steenrijk omdat ze met hun vermogen konden investeren in voornamelijk buitenlandse projecten.
De patriotten waren ervan overtuigd dat de achteruitgang van het land veroorzaakt werd door slecht bestuur van de Oranjes en andere langzittende bestuurders. Zij vonden daarom dat deze moesten worden afgezet en hervormingen moesten worden doorgevoerd om zo ruimte te maken voor degelijk bestuur. Op veel plekken in de Republiek, waaronder Alkmaar, wisten de Patriotten druk op het bestuur uit te oefenen. https://www.entoen.nu/nl/noord-holland/alkmaar/venster-22
De patriotten waren geïnspireerd door de Franse Revolutie en voerden daarom ook de leus Gelijkheid, Vrijheid, Broederschap. Gelijkheid was het idee dat alle burgers gelijk zijn; geen verschil meer tussen rangen en standen omdat deze zijn opgeheven. Met vrijheid werd de bevrijding van het juk van het ancien régime bedoeld; de Oranjes en de regenten die ondemocratisch aan de macht waren. Broederschap was de verbondenheid met de nieuwe natie.
In 1795 kwamen de Patriotten aan de macht met steun van het Franse leger. ze betaalden daar een flinke prijs voor: een aantal gebieden kwam in Franse handen en er werden grote sommen geld naar Frankrijk gezonden. Daarnaast verwachtte Frankrijk dat de Nederlanders altijd trouw zouden zijn.
De Patriotten zorgden voor verkiezingen op landelijk en lokaal niveau en probeerden een grondwet te maken. Dit ging echter moeizaam omdat er binnen de eigen achterban drie groepen waren met elk een eigen idee over hoe de staat er uit moest zien. De unitaristen wilden een eenheidsstaat met een machtscentrum. De Federalisten zagen graag meer macht voor elk gewest en de Moderaten zaten er een beetje tussen in. De Federalisten werden buitenspel gezet waardoor er een grondwet kon worden goedgekeurd. Alle oude structuren werden gewist net als in Frankrijk.
In 1798 werd de grondwet uiteindelijk uitgevoerd. Het was maar van korte duur. Vanuit Frankrijk, waar Napoleon sinds november 1799 aan de macht was, werd steeds meer druk uitgeoefend op de regering in de Republiek. Napoleon bleef ontevreden en nam het bestuur in Nederland in 1806 helemaal over. De eerste jaren benoemde hij zijn broer Lodewijk Napoleon als koning van Holland. Maar toen ook hij zich in Napoleons ogen zich te weinig van Franse belangen aantrok, besloot de keizer Nederland in te lijven in zijn rijk. Nadat Napoleon in 1813 verslagen was en Nederland weer onafhankelijk werd, keerde Willem Frederik als zoon van de laatste stadhouder terug uit ballingschap en werd uitgeroepen tot soeverein vorst, om later in 1815 tot Koning der Nederlanden te worden geïnstalleerd.
Ontwikkeling van democratie
Democratie is niet iets van de laatste twee eeuwen, maar ontwikkelde zich veel eerder. Hierin zijn verschillende fases te onderscheiden. In de eerste fase zien we dat in de middeleeuwen mensen uit de steden om meer invloed vroegen. Zij wilden dat hun eigendommen werden beschermd. Er ontstonden afspraken met vorsten. Zo kregen steden eigen bestuursrechten en andere vrijheden. Tijdens de Reformatie in de zestiende eeuw zien we de tweede fase. Het gaat dan om individuele vrijheden zoals godsdienstvrijheid, vrijheid van meningsuiting en ruimte voor eigen onderzoek. Rationaliteit kreeg de ruimte en daaruit ontstond de Verlichting. Aan het einde van de achttiende eeuw werden vanuit dat gedachtegoed de standen opgeheven. De verklaring van de rechten van de mens (1789) stelde ieder mens gelijk voor de wet.
De derde fase is de ontwikkeling en het ontstaan van het parlementaire stelsel met kiesrecht. Parlementen kregen meer macht en invloed en vormden daarmee een tegenwicht tegen de macht van de vorst. Met de grondwet van 1848 werd deze fase in Nederland afgerond. Het hield in dat ministers geen verantwoordelijk meer aflegden aan de koning maar aan het volk, via het parlement dat door de burgers rechtstreeks was gekozen.
In eerste instantie zaten de volksvertegenwoordigers op persoonlijke titel in het parlement of gemeenteraad. Maar langzaam ontstonden er samenwerkingsverbanden tussen gelijkgestemden: de opkomst van partijpolitiek. Partijpolitiek zorgde ervoor dat verschillende ideologieën werden vertegenwoordigd in het politieke veld. Het uitbreiden van kiesrecht ging gepaard met het ontstaan van politieke partijen die professioneel werden aangestuurd en als doel hadden om zoveel mogelijk mensen bij hun beweging te betrekken om hun politieke doelen te bereiken.
De laatste fase is de uitbreiding van passief naar actief kiesrecht. Passief kiesrecht hield in dat je verkozen kon worden. Bij actief kiesrecht kon je daadwerkelijk gaan stemmen. Het uitbreiden van kiesrecht is overal ter wereld in stappen gegaan, zo ook in Nederland. Pas in 1917 was het mogelijk voor alle mannen van boven de 25 jaar om te stemmen in Nederland. In 1919 werd dit uitgebreid naar alle burgers: vanaf toen mochten ook alle vrouwen vanaf hun 25ste jaar stemmen.